Achterin de tuin verlaat hij de poort. De zwarte boodschappentas houdt hij strak vast onder zijn arm. Hij kijkt vluchtig om zich heen. De immense ruimte maakt hem klein, de felle zon prikt aan zijn ogen. Waar naartoe? In de verte de landtong met de rode vuurtoren. Voor hem het uitgestrekte groene gras. Nee naar het rotspad. Hij vertrapt het riet op het bonzen van zijn hart. Hobbelt nog een stukje naar beneden. Sneller. Sneller.
Aangekomen bij het pad zoekt hij steun bij de grijze hoge rots. Het pad loopt grillig omhoog. En de wind probeert hem tegen te houden. De tas snijdt in zijn schouder, hij moet door. Hij klimt met grote passen. Hij voelt de droogte op zijn tong. Bijna is hij bij het water.
Bovenaan de klif staat hij stil. Hij hoort de golven breken en kijkt de diepte in. Het water onderaan de klif is kilblauw, bijna zwart. Verder naar de horizon wordt het water lichter. Een schreeuw ontsnapt… Even glijdt hij weg en dan, dan gooit hij de tas naar beneden naar de donkere zee. Als het ver weg verdwijnt, ontspant hij even. Niets meer te zien.
Hij verlegt zijn aandacht naar de horizon. De zonnestralen glitteren in het water en verwarmen zijn gezicht. Zijn spieren ontspannen. Dan draait hij met een ruk om, hij heeft haast. Terug naar huis. Hij rent de rotshelling af, springt over de grote stenen, en vervolgt behendig zijn weg.
Na de afdaling voelt het rechte wandelpad aangenamer. Links de stroken gras die in deze tijd van het jaar knalgroen zijn. Rechts een donkergroene haag. Hij kalmeert. De fleurige wilde bloemen aan de rand van de haag wijzen hem de weg naar huis.
In dit stuk heb ik landschap en omgeving gebruikt om sfeer te bepalen, spanning aan te brengen en emoties te voelen.